Checklist aspergeplanten

1.    Ontstapel de pallets direct na aankomst als men niet gekoeld kan bewaren; dit voorkomt broei.
Planten die onderhevig zijn geweest aan broei, groeien op het productieveld zeer moeizaam.
2.    Voorkom uitdroging. Plaats de planten vrij van wind of tocht onder een overkapping. Planten nooit bevochtigen, tenzij ze binnen enkele uren geplant worden.
3.    Bewaren in een koelcel is optimaal. Hanteer voor korte bewaring een temperatuur van 2-4 graden Celsius. Als er geen koelcel aanwezig is, bewaar de planten dan vrij van regen en wind in een vorstvrije, koele ruimte.
4.    Plant niet op te natte grond. Bij slechte conditie van de grond is het beter te wachten met planten en de planten op de juiste wijze te bewaren.
5.    Controleer de plantdiepte. Deze dient tussen de 15 en 20 centimeter onder het maaiveld te liggen, gemeten vanaf de kop van de plant, afhankelijk van het ras. Maak de plantgeulen niet volledig dicht, gooi ongeveer 10 cm grond op de plant.
6.    Behandelen van de planten is altijd aan te raden.
Het beschermt de planten tegen aantasting door schimmels die na het uitplanten kunnen ontstaan.
7.    Behandel de planten zo kort mogelijk voor het planten. Het beste is om te behandelen op het veld. Behandelen is altijd beter voor de plant, zelfs als dit enkel met water is.
8.    Controleer regelmatig op aantasting van insecten. Belangrijk is het controleren op aspergevlieg op het moment dat de jonge aspergestengels boven de grond komen.